4 juni 2023 – Intredeviering Vrijzinnigen Schiedam-Rotterdam Lezingen bij deze overdenking: Psalm 19:2-5, 8-9, 11 | Gedicht Alles wat waar is – Heinz Kahlau
Laat alles wat ademt in vrede bestaan. Het is een regel uit het lied Alles wat ademt. In 1985 zong de ons welbekende zanger Rob de Nijs dit lied naar de hoogste regionen van de hitparade. Zijn allergrootste hit tot dan toe. Laat alles wat ademt in vrede bestaan, maar ook: vrede is ver, verder dan ooit. Rob de Nijs verbindt in zijn lied een breed gedeelde vurige wens met een even zo breed gedeelde pijnlijke constatering – net een Psalm. Vrede is ver, verder dan ooit. We dachten het toen, we denken het nu.
Vrede is ver, verder dan ooit. Alsof de tijd stilstaat, nauwelijks beweegt. Sterker: de hier in deze kerk opengeslagen Bijbel verhaalt voortdurend van onvrede. We hebben het dan over duizenden jaren geleden. Mensen zoals jij en ik, die voortdurend blijven steken in de alledaagse hindernissen van het leven in de woestijn. Letterlijk, maar – en dat maakt de Bijbel zo rijk – ook figuurlijk. Denk aan de woestijn in het hoofd, de woestijn in het hart. En toch, telkens opnieuw voelt dit kleine volk van Israël, door alles heen, de adem van Gods barmhartigheid. JHWH zoals zij hem noemen: de Enige, de Eeuwige. Ik zal er zijn zoals ik er zijn zal. Willen we alles in vrede laten bestaan, laten we dan maar bij Ik zal er zijn beginnen …
Het begin ligt in Gods adem. Of: Gods adem ligt in het begin. De Bijbel spreekt over roeach, Hebreeuws voor adem, wind. Een geestesadem die altijd in beweging is. Een geestesadem die voor reuring zorgt, nieuw elan. Met deze adem schept God licht in de duisternis, en schept hij de mensheid: Adam. En geen Adam zonder Eva. Het is deze adem waarmee “de hemel verhaalt van Gods majesteit”, zoals we lezen in Psalm 19. “Het uitspansel roemt het werk van zijn handen.”
Als de hemel verhaalt van Gods majesteit, mogen wij – hier op aarde – het werk van zijn hand roemen. Maar daarvoor zullen we zo nu en dan heel bewust pas op de plaats moeten maken. Stil worden. Aarden. Met onze voeten stevig op de grond staan. Geen opzij opzij opzij, geen we hebben ongelooflijke haast, maar adem in, adem uit. Alles wat ademt. In en uit. Pas dan kunnen wij opnieuw in rust opzien naar de hemel. Geen opzien in de zin hemelstaren, maar opzien in de zin van hemelvaren. Welvaren bij de hemelse tekenen die wij kunnen ontwaren. In en door Gods adem.
Als zijn geestesadem in ons doorwerkt, is er ruimte voor veel moois. Misschien is het ook deze adem geweest die mij ooit naar deze kerk heeft geleid. De kerk waarin ik op 14 mei 2006 na een eerste en tweede kennismaking voor de derde keer in de banken schoof. Ik hoorde die ochtend een gastvoorganger uit Tholen spreken, lees ik in mijn dagboek van die dag. Ik citeer uit haar preek: “De mens is niet geboren als zondaar, maar als onwetende.” Daarmee gaf zij de aanzet voor een uitermate boeiende verhandeling over hoe ieder mens de ruimte moet krijgen om op zoek te gaan naar tekenen van Gods koninkrijk. Gods koninkrijk is hier, in het heden, leerde zij ons. Al is het soms nog zo klein en moeilijk waar te nemen voor diegene die de aandacht richt op de verkeerde dingen die juist niet bijdragen aan Gods koninkrijk. De gastvoorganger sprak over het ongeloof van Thomas: Eerst zien, dan geloven. Deze volgeling van Jezus nam niet zomaar alles klakkeloos over van anderen, nee, hij zocht naar zijn eigen tekenen. Is dat niet wat wij hier keer op keer doen?
Terug naar vandaag: zondag 4 juni 2023. Als uw nieuwe voorganger ben ik mij er heel goed van bewust dat de hemelse tekenen dichterbij liggen dan we soms zouden vermoeden. Het zien van die hemelse tekenen begint met grondwerk. Zonder aarde geen hemel, zonder hemel geen aarde. Telkens mogen wij onszelf de vraag stellen: Wat moet er hier gebeuren, hier op aarde? Het is híer waar roeach – de geestadem – in ons dagelijks leven kan doorwerken.
Soms als een hevige windvlaag, soms als een soort vlammen, zoals we in het pinksterverhaal horen … Dat klinkt echter als een hoop rumoer. En inderdaad, zo wil dat nog weleens gaan met goddelijke openbaringen in de Bijbel. Zo lezen we in het boek Exodus hoe de Sinaï volledig in rook gehuld was en de HEER daarop in vuur neerdaalde, en in Jesaja grijpt de HEER van de hemelse machten in met donder, aardschokken en oorverdovend lawaai. De God van Israël verschijnt in het Oude Testament zelden in stilte. De Eeuwige zet de verbeelding van mensen in vuur en vlam. Waar de Eeuwige verschijnt, komt beweging.
Maar die beweging kan ook zachtjes zijn. Zoals ook de Duitse schrijver Heinz Kahlau schrijft in zijn gedicht: Alles wat waar is, kan zachtjes zijn. “Zachtjes rijpen de vruchten, in stilte vallen de bladeren.” Je zou kunnen zeggen: Waar de Eeuwige verschijnt, schieten woorden tekort. Tegen al het lawaai in, ook in de Bijbel – diezelfde Bijbel van de hevige windvlagen. Zie Psalm 19, sprekende over Gods majesteit: “De dag zegt het voort aan de dag die komt, de nacht vertelt het door aan de volgende nacht. Toch wordt er niets gezegd, geen woord gehoord, het is een spraak zonder klank.”
Dag en nacht volgen elkaar op, vertellen het elkaar door. En dan, in spraak zonder klank, klinken de richtlijnen van de Eeuwige: levenskracht voor de mens, wijsheid voor de eenvoudige. Dag en nacht, in spraak zonder klank, klinken de bevelen van de Eeuwige: vreugde voor het hart, licht voor de ogen. In deze psalm geeft de dichter ons een beeld van hoe de geestesadem in ons leven doorwerkt. In alles wat ademt.
In diezelfde geestesadem, de adem die voor reuring zorgt – nieuw elan – verscheen Jezus van Nazareth. Hij die zijn volgelingen verkondigde van liefde en barmhartigheid. Een niet te versmaden boodschap in een tijd van onderdrukking en slavernij, een tijd waarin vrede ver weg leek, verder dan ooit. Die verkonding van de Mensenzoon, werkt nog altijd in de harten van mensen door. Die verkondiging, zo zou je kunnen zeggen, brengt ons hier welbeschouwd wekelijks samen in deze kerk.
Daar wil ik graag nog iets aan toevoegen. Een kerk kan meer zijn dan een statisch gebouw met dikke muren waar niet doorheen te breken valt. Een kerk is wat wij ervan maken. Denk aan een kerk in de zin van geloofsgemeenschap. Daarvoor hoeven wij alleen maar om ons heen te kijken, hier in deze ruimte. Hier zien we een kerk die ademt. Een kerk in beweging. Een schakel tussen hemel en aarde; een schakel tussen de hemelse tekenen, de mensen die mens mogen zijn, en de wereld. Geen beweging als een ideaal, maar een beweging midden in de realiteit van alledag. En dus letterlijk: in beweging.
Een realiteit waarbinnen de hemelse tekenen anno nu helaas nauwelijks nog als zodanig erkend worden, laat staan benoemd; een realiteit waarbinnen geesten van andere machten ons vrijwel dagelijks de weg versperren. Over hindernissen gesproken. Denk aan angst, boosheid, honger naar geld en bezit, de honger van het ego – niet ten bate van anderen maar ten koste van.
Juist in een kerk als deze houden wij de luiken open naar die realiteit, maar ook naar de belofte van die andere realiteit: de telkens voelbare werkelijkheid van de Geest die ons laat zien wat ons vrij kan maken.
Ja, onze kerk als vrijheidsbeweging. Gevoed door het diepe besef dat wij hier mogen zijn zoals wij zijn, met al onze mankementen, eigenaardigheden, kwalen en gebreken, zelfgebouwde hindernissen in ons hoofd, in ons hart … We blijven mensen, met al onze butsen en deuken. Maar hier in deze ruimte, een kerk van beweging, mogen wij ons telkens opnieuw geroepen weten om elkaar opnieuw te stutten. In de geest van liefde en barmhartigheid, zoals door Jezus aan zijn volgelingen verkondigd. Een intense boodschap die ons een glimp van die vrede laat zien. Een intense boodschap waarmee wij een kerk kunnen zijn met geopende deuren naar de wereld. Binnen maar juist ook buiten die dikke muren. Een kerk waarin wij als bloesems mogen opengaan, zonder te daveren.
Het beeld van liefde houdt ons vast, blaast ons de wind in de rug, doet de zon schijnen in ons gezicht, als die hemelse tekenen waardoor wij ons weten aangeraakt en aangesproken. Door God, in de koolmeesjes die zich nestelen in je tuin, het lied dat je diep in je hart raakt, de roman die je de taal reikt waarmee je verder kunt, of die ene mens die je precies op het juiste moment de glimlach geeft die je dag goedmaakt. Het goede in het kleine gebaar, dat onmetelijk groot in ons uitpakt. Dan weten we weer: God ademt in ons door. In mens, dier en natuur.
Als u mij nog even mijn gang laat gaan, zie ik hoe zich de contouren aftekenen van verlossing. Verlossen in de zin van vrijmaken. Vrijmaken in de zin van je eigen weg vinden, niet gehinderd door krachten die je dwingen mee te gaan in de geest van wegen die vroeg of laat doodlopen, en je hinderen de mens te zijn zoals wij ten diepste bedoeld zijn: een mens van barmhartigheid, in de geest van de God van ‘hoe het anders kan’. De Geest van het Onnoembare, het heilige. Hier mogen wij spreken – in de taal, de woorden en beelden die ons passen – van de wereld waarin wij geloven, opdat onze wereld, de wereld van hier en nu, daarop mag gaan lijken. Lijken op hoe de Onnoembare het bedoelt. De Eeuwige met ons, wij met elkaar, samen voor anderen.
En vanaf vandaag mag ik u daarin voorgaan. Dat schept verantwoordelijkheid, dat schept voortdurende aandacht voor wat er speelt. En bovenal bewustwording van die geestesadem, die zo vaak in niet meer dan een fluistering weerklinkt. Fluister het mij in, zal ik mij iedere dag opnieuw wensen. Want soms dient het diepste weten zich in stilte aan. Zo lezen we ook in het gedicht van Heinz Kahlau.
Alles wat waar is, kan zachtjes zijn. Voor ons oor. Geen mens kan horen wat de uil hoort.
Laten wij ons ook de komende tijd in die zachte stilte openen voor de hemelse adem van de Geest, opdat wij hier op aarde het goede mogen zien, denken en doen. Het goede voor jezelf, voor de ander en voor elkaar. Mens, dier en natuur ineen. Dan is vrede, in ieder geval op deze plek, niet verder dan ooit, maar dichterbij dan ooit. En laten wij, op een morgen als ooit de eerste, alles wat ademt in vrede bestaan.